EN ISO 11612: Bescherming tegen hitte en vlammen
Wat houdt de norm in?
De EN ISO 11612 legt de prestatie eisen vast voor beschermende kleding die het lichaam van de drager beschermt tegen korte contacten met hitte of vlammen. De kleding kan gedragen worden in verschillende uiteenlopende situaties, bijvoorbeeld op plekken waar kleding met beperkte vlamverspreiding vereist is en waar de drager blootgesteld wordt aan stralings-, convectie-, of contactwarmte of kleine spatten van gesmolten metaal.
Aan welke eisen moet de EN ISO 11612 normering voldoen?
Om de kleding met 11612 te normeren moet de kleding aan verschillende tests en coderingen voldoen.
Welke waarden worden er in de norm gesteld?
Het model moet altijd voldoen aan de vlamverspreidingscode A1 of A2 en aan tenminste 1 van de overige coderingen (B of F).
Op het etiket kun je vinden welke klassering het kledingstuk gehaald heeft.
Hardware moet eenzijdig verdekt zijn en er moet voldoende overlapping zijn tussen jas en broek.
Een aantal modeleisen zijn alleen van toepassing wanneer ook codering D en/of E van toepassing is.
- Geen omslagen aan de mouwen en broekspijpen.
- Buitenzakken voorzien van kleppen die aan beide zijden 10mm breder zijn dan de zakopening.
Dit is niet van toepassing voor zijzakken onder de taille waarvan de opening een hoek maakt van minder dan 10° met de verticale naad. Dit punt komt overeen met de eisen uit de EN ISO 11611 lasserskleding.
De sluitingen moeten:
- Een beschermende flap hebben Knoopafstand is maximaal 15cm
- Halsopeningen hebben een sluiting
- Broekspijpen mogen een zijsplit hebben, op voorwaarde dat ze aflsuitbaar zijn en dat de split en sluiting afgedekt zijn door een klep.
11612A Vlamwarmte
Bij deze testmethode wordt een doekstaal gedurende 10 seconden bevlamd. Hierbij moeten de navlamtijd, nagloeitijd en gatvorming binnen de waarden - gesteld in de norm - vallen. De bevlamming kan op 2 manieren uitgevoerd worden:
- Procedure A is horizontale bevlamming
- Procedure B is de kantbevlamming
11612B Convective warmte: bepaling van de warmtegeleiding bij blootstelling aan vlammen.
Het staal wordt boven de vlam gehouden en d.m.v. een calorimeter wordt aan de bovenkant de temperatuurstijging gemeten. Er wordt gemeten hoeveel seconden het staal blootgesteld kan worden tot een temperatuurstijging ontstaat van 24°C.
- B1 Temperatuurstijging tussen de 4 en 10 seconden
- B2 Temperatuurstijging tussen de 10 en 20 seconden
- B3 Temperatuurstijging na 20 seconden en meer
11612C Blootstelling aan warmtestraling.
Bij deze testmethode wordt het doek blootgesteld aan hittestraling d.m.v. infrarood straling. Via een caloriemeter wordt aan de andere zijde van het doek de temperatuurstijging gemeten. Er wordt gemeten hoelang het doek aan hitte blootgesteld kan worden voordat er een temperatuurstijging ontstaat van 24°C ontstaat. Deze testmethode komt overeen met die van de EN ISO 11611 maar kent een andere klassering:
- C1 Temperatuurstijging tussen 7< 20 seconden
- C2 Temperatuurstijging tussen 20 < 50 seconden
- C3 Temperatuurstijging 50 < 95 seconden
- C4 Temperatuurstijging na 95 seconden of meer
11612 D en E
Bij deze testmethode wordt de bescherming gemeten tegen spetters van gesmolten metaal. Een membraan (imitatie van de huid) wordt aan de achterzijde van het doek aangebracht. Vervolgens wordt een bepaalde hoeveelheid gesmolten aluminium (voor code D) of gesmolten ijzer (voor code E) op het doek aangebracht. De membraam mag niet vervormen.
D-code: Aluminium
- D1: 100 < 200 gram
- D2: 200 < 350 gram
- D3: 350 gram en meer
E-code: IJzer
- E1: 60 < 120 gram
- E2: 120 < 200 gram
- E3: 200 gram en meer
11612F
Deze test wordt gedaan om de bescherming in contact met hitte te meten. De klassering:
- F1: Temperatuurstijging na 5 < 10 seconden
- F2: Temperatuurstijging na 10 < 15 seconden
- F3: Temperatuurstijging na 15 seconden of meer
Terug naar normering